De Erkenning van Mislukking, is de Start voor Verbetering
Set of Columns
October 2020
MA Critical Fashion Practices
ArtEZ Arnhem



Verstand v.s. Gevoel


Wie in mijn kledingkast kijkt zou niet verwachten dat ik duurzaam probeer te leven. Op de labels staan merken als H&M en Zara. Mijn vrienden kennen mij als iemand die strijdt voor duurzaamheid, zo eet ik geen vlees en reis ik met de trein of fiets. De negatieve impact van de mode-industrie weet ik van. Waarom koop ik dan nog steeds fast-fashion kleding?

Sinds de Rana Plaza ramp in 2013, wordt de mode-industrie ernstig onder de loep genomen. Toch lukt het ons nog steeds niet om afstand te nemen van fast-fashion. De mode-industrie is een van de meest kapitalistische industrieën. Modehuizen negeren systematisch de slechte werkomstandigheden van de fabrieksarbeiders. Om in onze kledingbehoeften te voorzien, worden er ieder jaar tonnen aan kleding geproduceerd. Dit gaat ten koste van het milieu en mens in ontwikkelingslanden.

De westerse samenleving zit in een tweestrijd. We willen graag hard werken aan een duurzamere wereld, maar worden verleid constant meedoen met de laatste trends. Hoe belemmert de modeindustrie onze wens voor een duurzamer bestaan?
Edward Bernays en Sigmund Freud creëerden het concept ‘Public Relations’ in 1920. Corporaties werden geadviseerd om hun producten als verlangen te verkopen. Waarden werden voor het eerst aan objecten verbonden. De sigaret werd voor de vrouw een symbool van vrijheid en onafhankelijkheid. Modehuizen combineren waardes met hun producten. Hun waardes zijn een weerspiegeling van wat er leeft de samenleving. Bij de H&M kocht ik een shirtje. Op het kaartje stond: ‘Gemaakt van duurzame materialen’. Hierdoor voelde het verantwoord om het kledingstuk te kopen. Later kwam ik erachter dat alleen het kaartje duurzaam is, in plaats van het kledingstuk. Had ik dat eigenlijk niet kunnen weten?

Dit heeft te maken met cognitieve dissonantie. Aan de ene kant weet ik dat H&M niet duurzaam is, maar toch praat ik mijzelf aan dat dit kledingstuk een uitzondering op de regel is. Iedere keer wanneer ik een fast-fashion winkel inloop, zeg ik tegen mijzelf dat ik maar een arme student ben die wel echt een nieuw T-shirt nodig heeft. Ik ben niet de enige die hier last van heeft, dit zit in onze menselijke aard. Wij willen niet toegeven dat we in het verleden slechte keuzes hebben gemaakt. We verzinnen excuusjes om het nog steeds te blijven doen. Toegeven dat ik dit keer niet duurzaam ben geweest, betekent dat ik moet toegeven dat ik eigenlijk nooit duurzaam ben geweest. Dit is een harde realiteit om te beseffen.

Ik zag mijzelf altijd als een strijder voor duurzaamheid, maar als ik mijzelf de oprechte vraag stel, reflecteren mijn acties wel mijn waardes? Dan kom ik tot de conclusie dat ik altijd meer heb gelet op de boodschap dan op de daadwerkelijke feiten. Yuval Noah Harari zegt, in zijn boek Sapiens: Een kleine geschiedenis van de mensheid, dat de mens massaal in mythes gelooft. De mythen waar wij nu in geloven is de duurzame zelf. We vinden het nog moeilijk om kritisch te kijken naar ons huidige koopgedrag en die in het verleden. Dit is wel nodig om een significante verandering te maken voor een duurzamere toekomst.


Ikke, ikke, ikke en de rest kan…


‘Stay diverse’, ‘One of a kind’, ‘Cute as she wants to be’. Als ik door de winkelstraten loop zie ik links en rechts kleding hangen met zulke individualistische leuzen. In de mode probeer ik los te breken van de sociale normen. Ik probeer mijn eigen identiteit aan de wereld te tonen met mijn kleding. Maar wat is het risico van mijn individualisme?

Ik kan zelf bepalen of ik wel of niet fast-fashion kleding koop. Bedrijven mogen zelf bepalen of zij wel of niet duurzame producten verkopen. Iedereen kent de gevolgen van het huidige productiesysteem op het milieu, maar het neoliberalisme laat de keuze over aan het individu. Wat ‘slecht’ is, is niet illegaal.

Bedrijven spelen in op de zoektocht naar mijn persoonlijkheid. Uiteindelijk ben ik in een hokje van een levensstijl te plaatsen. Symbolische waardes trekken mij aan tot het kopen van een product. Met de slogan ‘Stay diverse’, zeg ik dat ik anders ben dan anderen. Nike’s slogan ‘Just do it’ geeft de waarde dat iedereen zijn sportdoelen kan behalen. Wanneer ik iemand in de sportschool met Nike schoenen zie, komt hij of zij over als een sportlieveling. Dat gevoel willen wij allemaal overbrengen in de sportschool toch?

Het gaat er steeds om hoe anderen jou interpreteren. Ook al sport je maar eens in de week, je wilt toch overkomen als sportief. Nu is het de trend om duurzaam te zijn. Ik doe daar graag aan mee. Op Instagram en Pinterest zie ik wat anderen doen om duurzaam te leven. Wat mij opvalt is dat ik een product, zoals een bamboe tandenborstel of bijenwas als bewaarmethode voor eten, moet kopen. Ben ik wel duurzaam bezig als ik mijn oude spullen weggooi en nieuwe spullen daarvoor in de plaats koop? Natuurlijk kan ik wel eerst mijn oude tandenborstel opgebruiken, maar ik wil zó graag die leuke bamboe tandenborstel kopen. ‘‘Alleen maak ik toch geen verschil’’, was mijn gedachte. Doordat de verantwoordelijkheid bij mij is gelegd, kan ik ook makkelijk zeggen dat ik niet meer mee doe.

Hetzelfde geldt voor de mode. Wanneer we een kledingstuk kopen denken we nooit aan de reis die het kledingstuk al heeft gemaakt. De individualistische leuzen zijn een perfecte weerspiegeling van onze connectie met het kledingstuk. Er hangt geen kaartje bij van de persoon die het T-shirt heeft geproduceerd en in welke omstandigheden zij leven. Je weet niks over de achtergrond van het kledingstuk, alleen over de toekomst die het gaat krijgen. Maar welke toekomst krijgt de arbeider in Bangladesh?

De vervreemde consument


Iedere keer als ik een kledingstuk koop, denk ik aan het verhaal dat eraan is voorafgegaan. Ik zit zo diep in het onderwerp kledingproductie, dat het voor mij vanzelfsprekend is dat ik aan de zwoegende arbeider denk. Iedereen doet dat toch tegenwoordig?

Niet dus; tijdens een interview met een vriendin analyseerden wij hoe haar trui in elkaar was gezet en hoeveel tijd dat gekost zou hebben. Daarna vroeg ik hoe zij zich nu voelde over haar trui. Ze weidde uit over hoe blij ze was dat ze deze tweedehands trui had gevonden die precies leek op een hele dure trui die ze ergens had gezien. Ook tijdens een ander interview ging het antwoord op die vraag over hoe blij die persoon was met zijn kledingstuk, niet over de arbeider. Een reality-check: de consument is nog steeds vervreemd van het productieproces van zijn kledingstuk. Waar komt deze vervreemding vandaan?

In de tijd van jagers en verzamelaars leefden we in groepen van maximaal 150 mensen. Zodra we in nog grotere groepen leven raakt de samenleving uit verband. Die groep moet ook onderhouden worden, in bijvoorbeeld kleding. Om aan de grote vraag naar kleding te voldoen moet een andere grote groep die kleding produceren.

Naast het feit dat het te ‘duur’ is om in Nederland te produceren, hebben wij vrij weinig zin om te zwoegen in een fabriek. Dus verhuist de productie naar landen zoals Bangladesh. In plaats van dat mensen in hun dorp kleding maken en hun dorp voorzien, worden ze door het economisch systeem geforceerd om naar de grote stad te verhuizen. Daar werken ze in fabrieken voor een hongerloon. Ze worden uit hun gemeenschappen gehaald en vervreemden van hun cultuur. Sinds COVID-19 annuleren westerse bedrijven bestellingen uit de fabrieken. Er is minder productie en dus minder arbeiders nodig in de fabriek. Hierdoor moeten de arbeiders weer terug naar hun dorp, waar geen werk en veel hongersnood is. Maar wie denkt daar nu aan bij de aankoop van een kledingstuk?

Nu leven wij in een samenleving van 17 miljoen mensen in Nederland. En 7 miljard mensen als we de hele wereld meerekenen. Het is lastig om mee te leven met mensen die zo ver van jou afstaan. Het is niet dat mijn vriendin niet om de arbeiders in Bangladesh geeft, maar het is simpel weg buiten haar menselijke gave om rekening met hen te houden. Ook ik houd geen rekening met hen wanneer ik toch weer een fast-fashion shirtje koop. Het effect dat mijn aankopen heeft op de fabrieksarbeider in Bangladesh is voor mij niet te overzien.

Dit is echter geen excuus om zo door te blijven gaan. Wij kunnen in ieder geval bewuster zijn van de achtergrond van het kledingstuk. Laten we met elkaar in gesprek gaan: de consument, arbeider, politici, en anderen die veranderingen kunnen maken. Dan is het in ieder geval geen ver van ons bed show meer.